Geschiedenis van Maassluis en het sleepvaartmuseum


De geschiedenis van Maassluis.

De kleinste van de vier steden aan de Nieuwe Waterweg is Maassluis. De kleinste, maar ook de eerste en de laatste; dat hangt er maar vanaf van welke kant je begint. In ieder geval heeft die waterweg onze stad haar naam en faam bezorgd, ook al toen deze vaarweg nog gewoon 'Maas' heette.

Vloed.

Tot aan het begin van de 14e eeuw werd bij elke vloed het land tot aan het dorp Maeslant overstroomd. De Maasmonding was heel wijd en het lage land ter hoogte van Maassluis werd doorsneden door zogenoemde vloedgeulen die vooral loodrecht op de Maasmonden stonden.

Sluizen.
Zo rond 1340 moeten mensen van onbekende herkomst in deze contreien zijn neergestreken om mee te helpen aan de bouw van een zeewering tussen de Noordzeekust en Rotterdam. Op een kaart uit 1346, getekend op een geprepareerde koeienhuid, komt de zeewering al voor. Met deze 'Maasdijk' werd het land beschermd tegen de zee. Om ook het overtollige water uit de polders naar de Maas te lozen, werden in de Maasdijk aanvankelijk dertien sluizen aangelegd.

                                                            Het VOC schip 'De Delfland' uit 1665 in de haven van Maassluis.VOC schip De Delfland uit 1665 in de haven van Maassluis

 

Maeslantsluys
Aan het einde van de 14e eeuw bevinden zich in Maassluis de Monstersche Sluis, de Wateringersluis en de drie Booner-sluizen. Deze 'luchten', zoals men ze toen noemde, waren oorspronkelijk niet meer dan gaten in de dijk, die bij hoogwater met een schuif werden afgesloten.
De geschiedenis van de Monstersche Sluis gaat terug tot 1343. Deze sluis ligt aan de bakermat van Maassluis. Want …'dat er weleer bij de Monstersche sluis niet meer dan twee eerste Hutjes van leem en riet stonden, die door Luiden bewoond werden, welken het opzicht over deeze sluis aanbevolen was'. De nederzetting Maeslantsluys was geboren!

Veerverbinding
Blijkbaar groeide zij snel, want in 1365 was er al een veerverbinding met Brielle en in 1489 was de bevolking al zó in aantal en welstand toegenomen dat Jonker Frans van Brederode het de moeite waard vond om hier met 300 man van zijn troepen aan land te komen om er aan het plunderen te slaan. Het zou bij deze eerste 'oorlog' niet blijven, want hoe sterker Maeslantsluys uitbreidde, hoe belangrijker haar strategische betekenis als knooppunt tussen het hart van Holland en het Zeeuwse eilandenrijk werd.

de aankomst van stadhouder willem IV in Maassluis

De aankomst van stadhouder Willem IV in Maassluis

Geuzen
Marnix van St. Aldegonde dacht de plaats voor verder oorlogsgeweld te kunnen vrijwaren door buitendijks een schans te laten bouwen. Maar vóór dat bouwwerk klaar was werd het in 1573 al door de Spanjaarden veroverd, werd Marnix gevangengenomen en sloegen de Spaanse troepen danig op de bevolking los. Een jaar later gebeurde nog iets dergelijks, waarbij de Spanjaarden muiterij gingen bedrijven en Maeslantsluys platbrandden. Verlangend naar het einde van de Tachtigjarige Oorlog ging men in 1624 over tot sloop van de schans, omdat men op die plek als getuige van de bloedige worstelingen tussen Spanjaarden en Geuzen een Nieuwe Kerk wilde bouwen.

Los van Maeslant
Tussen al deze bedrijven door woedde er een koud oorlogje tussen de inwoners van Sluis en het bestuur van de moeder-gemeente Maeslant. Pas na felle strijd schonken de Staten van Holland Maassluis de fel begeerde zelfstandigheid. Op 16 mei 1614 ondertekende Johan van Oldenbarnevelt de akte. Tweehonderd jaar later verleende Koning Willem 1 Maassluis het recht zich “stad” te noemen. Het eigen verzoek van Maassluis om zich stad te mogen noemen dateert van december 1813. Het Koninklijk Besluit van verlening is gedagtekend 18 februari 1814. En zo veranderde haar naam van Maeslantsluys in Maassluis.
Degenen die geinteresseerd zijn en nader geinformeerd willen worden over de geschiedenis van Maassluis, kunnen zich wenden tot Museum Maassluis en de Historische Vereniging Maassluis.

groote kerk maassluis

De Groote Kerk

“Een oorlochsschans ik was,
den crychslien toegewesen.
Nu Christi Kerck ick ben,
een bedehuys verpresen.”

Zoals het opschrift boven de entree verhaalt, is de Groote Kerk gebouwd op de plaats waar zich tijdens de Tachtigjarige Oorlog een oorlogsschans bevond. Nadat de watergeuzen Den Briel hadden ingenomen, bestond het gevaar dat de Spanjaarden vanuit Maassluis een tegenaanval zouden doen. Om dat te voorkomen gaf Marnix van St.-Aldegonde opdracht tot het bouwen van een schans. Het mocht niet baten: Maassluis werd alsnog ingenomen.

Nadat jaren later de Spanjaarden toch uit Maassluis verdreven waren en de schans was afgebroken, werd in 1629 begonnen met de realisatie van de Groote Kerk. De bouw, gefinancierd door heffingen op de haringvangst, lag diverse jaren stil doordat kapers uit Duinkerken veel Maassluise vissersschepen veroverden en de bemanningen overboord gooiden waardoor er geen geld meer was. In 1639 werd de Groote Kerk desondanks toch voltooid. De inwijding vond plaats op 9 oktober 1639 door ds. Fenacolius. Bijzonder is dat het gebouw vanaf het begin als Protestantse kerk gebouwd is. Het is hiermee een van de eerste Protestantse kerken in Nederland.

De plattegrond van het gebouw is gebaseerd op de plattegrond van de Amsterdamse Noorderkerk en beslaat een Grieks kruis.De architect van de kap en het gewelf van de Groote Kerk was Maarten Gilleszn. Van der Pijpen, die na de oplevering van zijn werk een zilveren bord kreeg met hierop de afbeelding van de kerk. Op dit bord, dat nu in het bezit van de kerkvoogdij is, staat de kerk nog afgebeeld met de toren op het dak van de kerk. Deze torenconstructie bleek na enkele jaren, na de voltooiing van de kerk, te zwaar. In 1649 is als vervanging een toren aan de westzijde van de kerk gereed gekomen, ontworpen door Arent van ‘s-Gravesande. Op de plaats van de middentoren kwam een klein vieringtorentje met daarop een windwijzer in de vorm van een aan de beuglijn liggende hoeker. In de kerk bevinden zich vele modellen van vissersschepen. Zo staan er op het uit 1660 daterende koorhek een kopie uit 1930 van een hoeker en een haringbuis. De originele modellen uit 1649 staan op de kroonlijst van het visserijbord. De buis is een voorloper van de latere haringlogger. Links van de hoofdingang staat een model van een bark.

Het Garrelsorgel van de Groote Kerk.

Het beroemde orgel in de Groote Kerk is tussen 1730 en 1732 gebouwd door de orgelbouwer Rudolph Garrels in opdracht van Govert van Wijn, een welgestelde reder en Maassluizenaar. Er zijn nog een aantal Garrelsorgels in Nederland (zie http://home.wxs.nl/~vdkolkm/gar0000a.html). Op 4 december 1732, de negentigste verjaardag van Van Wijn, werd het orgel in gebruik genomen. Het orgel is in de loop der eeuwen aangepast aan de veranderde muzikale smaak. Het is in de 20e eeuw gerestaureerd en daarbij teruggebracht naar de oorspronkelijke toestand. De organist is middels zijn aanstellingsbrief verplicht enkele malen per jaar een orgelconcert te verzorgen. Met de opbrengsten hiervan wordt mede het orgel onderhouden.

feike asmaFeike Asma (1912-1984) was van 1965 tot zijn overlijden in 1984 organist van het Garrels-orgel in de Groote of Nieuwe Kerk te Maassluis. Vanaf zijn aantreden heeft Asma veel gedaan om dit instrument meer bekendheid te geven, met name door concerten en plaatopnamen, en zelfs een film. In 1970 had hij, gespeeld op het Garrels orgel van Maassluis, samen met de zanger D.C. Lewis wekenlang een nummer 1 single notering in de hitparades met het nummer "mijn gebed". Daarnaast heeft hij zich sterk gemaakt voor de verbetering van het instrument. Om deze verdiensten en om zijn orgelspel tijdens erediensten en concerten wordt Feike Asma in Maassluis nog steeds zeer gewaardeerd en zal zijn naam nog lang aan het instrument verbonden blijven. Zijn leerling en opvolger, Jaap Kroonenburg, geeft jaarlijks een concert als hommage aan deze markante figuur in de Nederlandse orgelgeschiedenis.

Economie.

haringbuisDe zee was de voornaamste bron van inkomsten voor de inwoners van Maassluis. In de zestiende eeuw kreeg de in Maassluis gevestigde haringvisserij een enorme impuls door de grote vraag naar zoute haring in het Oostzeegebied. Naast de haringvisserij waren ook de visserij op zalm, kabeljauw en schelvis van groot belang.
In het vissersdorp Maassluis was vrijwel de gehele bevolking werkzaam in de visserij of in de gerelateerde handel en nijverheid. Zo kende het dorp een groot aantal zeil- en scheepmakers en touwslagers. Vanaf het derde kwart van de achttiende eeuw kreeg Maassluis echter te maken met een periode van teruggang. Het aantal vissersschepen nam af en de werkgelegenheid verminderde. Armoede onder de bevolking was het gevolg.
De opening van de Nieuwe Waterweg in 1872 vormde een nieuwe impuls voor de economische opleving van Maassluis. Door de nieuwe verbinding met zee maakte de sleepvaart in Maassluis een grote bloei door. In de negentiende eeuw werd de stad wereldberoemd door het sleepvaartbedrijf L. Smit & Co en het scheepsbergingsbedrijf W.A van den Tak die na fusie bekend stonden als Smit-Tak.

Een hoeker op de neringMaassluis, vissershaven

Tijdens de afgelopen Furieade lag de Maassluise haven vol met een vrolijke mengeling van allerhande schepen van diverse pluimage. Een bijzondere gebeurtenls die eenmaal per jaar plaatsvindt, maar 100 jaar geleden de normaalste zaak van de wereld was. Een bomvolle haven met schepen was 100 jaar geleden een dageliiks beeld waaraan Maassluizers gewend waren. Maar daar zou snel verandering in komen. De visserij heeft een onuitwisbaar stempel gedrukt op Maassluis. Door de eeuwen heen voeren de Maassluizers met buizen, hoekers en loggers uit om kabeljauw, schelvis en haring te vangen. Nog steeds zijn in Maassluis straten genoemd naar deze scheepstypen. De belangrijkste visserij was de IJslandvaart, die ruim 100 jaar tot 1860 is uitgeoefend met voornamelijk 

doggerhoekers. Daarnaast was de Doggevaart op schelvis van belang van 1760 tot 1825. Tot 1866 werd met een klein aantal schepen op haring gevist. Daarna nam, rnet de komst van de logger, de haringvisserij in belang toe, zodat men tussen 1903 en 1914 met meer dan honderd schepen ter haringvangst voer. Om de visserij te behouden was in 1895 de haven aangepast. Want
de schepen werden steeds groter en hadden steeds meer diepgang. De Noordgeer en het Hellinggat waren uitgediept zodat daar plaats was voor 40 loggers en 35 bomschuiten. De kosten waren astronomisch: 34.000 gulden (15.400 euro) had dat grapje gekost. Dat moest terugverdiend worden met onder andere het liggeld: loggers die wilden overwinteren in de Maassluise haven betaalden daarvoor 10 gulden (€ 4,50) en bomschuiten betaalden 7,50 gulden (€ 3,40)]. Voor de hele winter, loggers en zalmschouw rond 1910 in de haven van maassluiswel te verstaan. Het heeft niet mogen baten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog voeren weliswaar nog 80 a 90 schepen naar zee, maar in het begin van de crisisjaren, in 1930, voeren nog rnaar vijf loggers uit.
foto's: 1. Haringbuis (15e-16e eeuw) 2. Hoeker (16e-18e eeuw) 3. Dogger (18e-19e eeuw) 4. Logger (19e-20e eeuw)

Maassluis, sleepboothaven

Natuurlijk zijn daar in de tweede helft van de 19e eeuw de sleepdienst, berging, loodsdienst, etc. voor terug gekomen. Het aanzien van de Maassluise haven veranderde in de eerste helft van de 20e eeuw aanzienlijk door de komst van de schepen van Smit. Die lagen vooral in de Buitenhaven, want ook de sleepboten werden groter en groter. De Maassluise haven kon zich daaraan op den duur niet meer aanpassen. Diverse havenplannen voor een geheel nieuwe haven in de Kapelpolder, naast de ‘oude' haven, zijn in die tijd gepasseerd. Niet éen plan is uitgevoerd. En zo is Maassluis dus een rustige museumhaven geworden, met eens per jaar een groot spektakel. Dan ligt tijdens de Furieade de haven weer even helemaal vol. Als vanouds. Voor degenen die geïnteresseerd zijn: De Historische Vereniging Maassluis heeft een grote digitale collectie oude foto's van de haven vol schepen. Zie http://hvm.collectiebank.nl/beeldbank/start/hvm.

De Tweede Wereldoorlog

Ook Maassluis heeft vijf jaren lang te maken gehad met de Duitse bezetter. In de kleine stad was een groot aantal Duitse soldaten gelegerd. De reden daarvoor was dat Maassluis een haven heeft en dicht bij de Noordzee ligt. Maassluis speelde een belangrijke rol bij de verdediging van de Rotterdamse haven. De Duitse Kriegsmarine had al snel een kleine vlootbasis gevormd in de buitenhaven met gevorderde vissersvaartuigen. Deze schepen werden bewapend met luchtdoelgeschut (FLAK) en vormden een bedreiging voor de geallieerde vliegtuigen die richting Duitsland vlogen.

Op donderdag 18 maart 1943, omstreeks 15.35 uur, kreeg Maassluis te maken met een aanval van twaalf geallieerde bommenwerpers met dertig brisant- en zestig brandbommen. Deze aanval miste zijn eigenlijke doel, de oliefabriek Witol aan de Heldringstraat. In korte tijd werd een groot gedeelte van de oude binnenstad vernield door hevige branden en instortende gebouwen. Achttien inwoners van Maassluis kwamen om tijdens het bombardement. Op het Schanseiland is ter herdenking een monument opgericht.

Joodse gemeenschap

Maassluis had een liberaal vestigingsbeleid en was een van de weinige plaatsen in de regio waar joden zich mochten vestigen, echter tot een limiet van 100 personen. Op 27 april 1688 vestigde de tabaksverkoper Levi Jacobs zich er, en vanaf 1750 groeide de joodse gemeenschap. In 1769 kreeg zij toestemming een synagoge te bouwen. Na 1890 trok het grootste deel van de joodse gemeenschap weg. In 1930 woonden er nog maar acht joden in Maassluis, die allen zijn weggevoerd en vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. De synagoge aan de Groen van Prinstererkade werd in 1960 gesloopt, en de joodse begraafplaats aan de Roggekade werd in 1950 geruimd. De stoffelijke resten zijn herbegraven op de algemene begraafplaats en drieëntwintig grafstenen zijn daarheen gebracht.

De kunstschilder Johan Barthold Jongkind (1819-1891)

Jongkind220x220Jongkind is geboren op 3 juni 1819 in Latrop (nabij Ootmarsum in de provincie Overijssel). In 1820 verhuisde de hij met de familie naar Vlaardingen. Jongkind bracht een belangrijk deel van zijn jeugd door in Maassluis. Een aantal van zijn eerste schetsen maakte hij hier en in Midden Delfland. Na de dood van zijn vader in 1836 werd hij leerling van de Haagse schilder Andreas Schelfhout. Hij ging in 1837 wonen in een etablissement in Den Haag en maakte in de jaren daarna regelmatig lange wandelingen buiten de stad. Soms bezocht hij zijn moeder in Maassluis of ging hij naar zijn zuster in Klaaswaal. 
In 1845 ontvangt Jongkind van de prins van Oranje een beurs om zijn opleiding voort te zetten. In maart 1846 vertrekt hij naar Parijs en trekt in als leerling bij de Franse schilder Eugène Isabey (1803-1886). Langzaam verandert Jongkinds stijl. De verfijnde romantische toets wordt losser en vrijer en zijn kleurgebruik lichter en vrolijker. Samen met de Franse schilder Eugène Boudin (1824-1898) is hij meestal te vinden aan de Normandische kust. In de zomer krijgen Boudin en Jongkind bezoek van jonge impressionisten als Monet en Manet. De impressionisten worden sterk geïnspireerd door de nieuwe schilderwijze van Jongkind en Boudin.
Omdat men in Frankrijk zeer gesteld is op Jongkinds schilderijen met Hollandse onderwerpen, keert hij nog een aantal malen terug naar Nederland. Hij kiest dan ook voor typische onderwerpen als molens, schaatsers en havengezichten. Vanwege hun grote invloed op de impressionisten worden Jongkind en Boudin pre-impressionisten genoemd. Na Vincent van Gogh wordt Jongkind als Nederlands invloedrijkste 19e eeuwse schilder beschouwd.
Op 9 februari 1891 overlijdt Jongkind in het dorpje Saint-Egrève, nabij Grenoble. Hij is begraven op de begraafplaats van Côte-Saint-André in het district Isère.

Abraham Kuyper (1837-1920)

abraham kuyper1Abraham Kuyper was een Nederlands theoloog, predikant, staatsman en journalist en werd op 29 oktober 1837 geboren te Maassluis, als zoon van een predikant. De familienaam is eigenlijk Kuijper.
De jonge Kuyper kreeg thuis onderwijs van zijn vader Jan Frederik, die predikant was in o.a. Maassluis en Leiden. Later ging hij naar het gymnasium in Leiden. Na zijn eindexamen bezocht hij naar de universiteit van Leiden en studeerde er literatuur, filosofie en theologie. In 1857 ontving hij zijn propedeuse in de literatuur summa cum laude, en in 1858 zijn propedeuse in de filosofie ook summa cum laude. Hij volgde ook colleges Arabisch, Armeens en natuurkunde.
In 1862 promoveerde hij tot doctor in de theologie op een proefschrift in het Latijn getiteld "Disquisitio historico-theologica, exhibens Johannis Calvini et Johannis à Lasco de Ecclesia Sententiarum inter se compositionem" (Een theologische en historische bespreking van de verschillen in kerkopvatting tussen Johannes Calvijn en Johannes a Lasco). Kuyper toonde hierin duidelijk voorkeur voor de meer vrijzinnige Łaski boven Calvijn. In zijn studietijd en ook later volgde hij de moderne richting in de kerk.
Kuyper was oprichter van de eerste politieke partij in Nederland, de ARP en de stichter van de Vrije Universiteit; hij droeg bij aan de vorming van de Gereformeerde Kerken in Nederland, aan de vernieuwing van het calvinisme, en was van 1901 tot 1905 minister-president.
Kuyper werd voorman en woordvoerder van de orthodoxe vleugel van het Nederlands protestantisme, hoewel niet alle orthodoxen zich achter hem schaarden: noch de zogenaamde 'ethischen' noch de bevindelijk-gereformeerden. Onder zijn leiding werden de gereformeerden zeer invloedrijk, zowel in de Hervormde Kerk (na 1892 in hun eigen Gereformeerde Kerk) als in de politiek, die beide tot dat moment werden gedomineerd door de liberalen.
Voor zijn achterban, een volksdeel dat wel wordt aangeduid als de "kleine luyden" (eenvoudige mensen), was Kuyper de gevierde leider. Hij werd om die reden wel 'klokkenist der kleine luyden' genoemd: de leider die zijn eenvoudige achterban in beweging zette. Zijn tegenstanders waren op kerkelijk gebied met name de modern-protestanten, terwijl hij in de politiek vooral streed tegen de liberalen en later ook de socialisten. Hij vond zijn politieke bondgenoten bij andere christelijke partijen, waaronder hij ook de rooms-katholieken rekende. Voor de politieke tegenstelling tussen christenen en niet-christenen ontwikkelde Kuyper het begrip antithese.
Zijn gedachtegoed werkt nog altijd door in binnen- en buitenland. In 2004 werd hij genomineerd voor de verkiezing van de grootste Nederlander.

Maarten 't Hart

maarten t hart dienstreisSchrijver Maarten 't Hart werd op 25 november 1944 geboren te Maassluis. In 1957 ging hij naar het Groen van Prinsterer Lyceum in Vlaardingen waar hij koos voor de H.B.S. opleiding. Hij deed eindexamen in 1962 en ging in september van dat jaar biologie studeren aan de Rijksuniversiteit te Leiden. In 1966 deed hij zijn kandidaatsexamen en in 1968 studeerde hij af met als hoofdrichting Ethologie (gedrag van dieren). In 1978 promoveerde hij op een proefschrift over het nestdoorkruipgedrag van de driedoornige stekelbaars. 
Zijn schrijverscarrière begon hij in 1971 toen hij de roman Stenen voor een ransuil bij De Arbeiderspers publiceerde (toen nog onder de naam Martin Hart). In 1973 werd de roman "Ik had een wapenbroeder" en de studie over de bruine rat, "Ratten" gepubliceerd. Een jaar later verscheen de eerste verhalenbundel Het vrome volk, die met de Multatuliprijs werd bekroond. Sinds 1972 heeft Maarten 't Hart vele kranten- en tijdschriftenartikelen geschreven voor o.a. Het Parool,Vrij Nederland, Haagsche Post en NRC Handelsblad. Daar het literaire werk onder deze overproduktie begon te lijden en Maarten bovendien genoeg kreeg van de journalistieke arbeid is hij in de loop van 1979 minder stukken gaan schrijven. 
Nadat in 1977 de novelle "Laatste zomernacht" was verschenen, volgden in 1978 een essaybundel en de roman "Een vlucht regenwulpen". Met deze roman brak Maarten 't Hart door naar een zeer groot publiek. Na een jaar waren er reeds 100.000 exemplaren verkocht. De roman werd verfilmd door Ate de Jong met in de hoofdrol Jeroen Krabbé. 
Sindsdien geniet zijn werk een enorme belangstelling. Niet alleen zijn roman en verhalenbundels worden goed verkocht, ook zijn essaybundels gaan grif over de toonbank. Met de verschijning van de roman "Het woeden der gehele wereld" zag de twee miljoenste 'Maarten 't Hart' het licht. Deze roman werd bekroond met de Gouden Strop voor het spannendste boek en ontving ook in Zweden een prijs voor het spannendste boek. 
Maarten 't Harts werk werd onder andere vertaald in het Zweeds, Duits, Frans, Pools, Bulgaars, Italiaans, Hongaars en Russisch.
In het oeuvre van Maarten ’t Hart speelt Maassluis een belangrijke rol. Veel van de boeken van Maarten 't Hart spelen zich af in zijn geboortestad Maassluis. Zijn romans en verhalen staan bol van personages uit Maassluis, maar ook van een groot aantal locaties in de stad. Het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ’t Hart heeft in samenwerking met de Historische Vereniging Maassluis deze plaatsen geïnventariseerd en in kaart gebracht. De Historische Vereniging Maassluis heeft uit haar fotoarchief beelden van deze gebouwen en straten beschikbaar gesteld. De foto’s geven het tijdsbeeld van de jaren ’60 weer, zoals ’t Hart de stad kende, de kaart is iets ouder. Met deze interactieve kaart uit de periode kort voor de jeugd van Maarten ‘t Hart kunt u als lezer de plaatsen bezoeken waar hij over schrijft. Wij wensen u veel plezier met het ontdekken van het Maassluis van Maarten ’t Hart.

Feike Asma 

Uit: Wikipedia en de muziek encyclopedie

'Ik ben een mens die door de genade van God muziek mag brengen en daarom ben ik blij dat ik kan en mag spelen.' Deze uitspraak van organist Feike Asma mag de gedrevenheid van werken verklaren die hem in zijn leven kenmerkt.

Feike Pieter Asma, zoon van Johannes Frederik Asma en Tjitske Visser (Den Helder21 april1912 – Amsterdam18 december1984) was een Nederlandseorganist en dirigent.

Feike Asma ontving koninklijke onderscheidingLevensloop

Al op jonge leeftijd krijgt Feike Asma orgel- en muziekles van zijn vader en bespeelde hij in de Gereformeerde Kerk in Den Helder een orgeltje met negen stemmen. Feike ontving in de periode 1928 tot 1937 orgellessen van Jan Zwart. In 1933 vertrok hij naar de Hooglandse Kerk in Leiden, waar hij organist werd van het eeuwenoude, oorspronkelijk door Pieter Janszoon de Swart in 1565 gebouwde orgel. Van Leiden ging hij in 1943 naar de Evangelisch-Lutherse Kerk te Den Haag, ook wel Lutherse Burgwalkerk genoemd. Hier bevindt zich een groot orgel van de orgelmaker J.H.H. Bätz uit 1753. In 1965 verhuisde Asma nog eenmaal, nu naar Maassluis. Hier werd hij de vaste bespeler van het uit 1732 daterende orgel in de Groote Kerk, gebouwd door Rudolf Garrels.

Aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag studeerde hij directie bij Jan Koetsier en piano en compositie bij Hugo van Dalen. Daarnaast volgde hij lange tijd bij Eduard Flipse lessen in orkest- en koordirectie. In 1950 en 1951 nam hij deel aan de meestercursus voor dirigenten van Paul van Kempen te Siena. Incidenteel nam hij een orgelles bij Flor Peeters.

Gedurende zijn arbeidzame leven gaf Feike Asma vrijwel dagelijks orgelconcerten door het hele land, die veel bezoekers trokken. Hij was een pleitbezorger van de Franse symfonische orgelmuziek van componisten als César FranckGuilmantBoëllmannVierne en Widor. Hiervoor ontving hij in 1964 de Franse onderscheiding Arts-Sciences-Lettres Diplome de Médaille Argent Académie Française de Paris en in 1975 de onderscheiding Diplome de Médaille Vermeil. In 1967 werd hij geridderd in de Orde van Oranje-Nassau. De stad Rotterdam heeft hem de Wolfert van Borselenpenning toegekend. De NCRV heeft Feike in de gelegenheid gesteld de volledige sonates/symfonieën van Guilmant en Widor op de plaat te zetten vanuit de Parijse St-Sulpice (het orgel van Widor). Op 18 december 1984 overleed Feike Asma en werd op de Nieuwe Oosterbegraafplaats te Amsterdam begraven.

Eigen stijl

Feike Asma had een geheel eigen speelstijl die binnen een halve minuut herkenbaar was. Deze bestond o.a. uit de toonvorming: hij kon ieder orgel anders laten klinken door zijn toucher, zijn registratiekeuzes en zijn eigen interpretatie van het muziekstuk, met veel agogische accenten en tempo schommelingen. Daarmee heeft hij een groot deel van de jonge organisten-in-wording geïnspireerd, ook al gaf hij weinig les.

Hij werkte wel mee aan de film van Herman van der Horst: "Toccata", die in de Oude Kerk in Amsterdam is opgenomen, waarbij Feike op het Vater/Witte-orgel de bekende Toccata con fuga in d-moll van J.S. Bach speelde.

Bijdrage aan nummer-1-notering

Het orgelspel van Feike Asma in het lied Mijn gebed van D.C. Lewis heeft in 1970 bijgedragen aan een nummer 1-positie van dit lied in de Veronica Top 40 en de nr. 1-plaats in de Hilversum 3 Top 30.

Concours

Sinds 2004 wordt het Feike Asma Concours georganiseerd.
Al jaren is de concertzaal van Johannus Orgelbouw in Ede decor van het Feike Asma Concours, georganiseerd door de stichting Vox Humana.
Dit concours voor amateurs is een initiatief van Johannus Orgelbouw en de Stichting Vox Humana. De kandidaten bespelen het vierklaviers symfonisch Monarkeorgel in de Feike Asma Concertzaal van Johannus Orgelbouw in Ede.


Petrus en Pauluskerk Maassluis vanaf de wegBezienswaardigheden in Maassluis

Een deel van Maassluis is een beschermd dorpsgezicht. Verder zijn er als bezienswaardigheden:

De Hoop (molen)
De Monstersche Sluis
Hoekpand anno 1786, volledig gerenoveerd
Kerkeiland met Groote Kerk
Oude stadhuis (Locatie Sleepvaartmuseum)
Museum Maassluis
Museumschip Hudson, tegenover Haven 3, nabij Sleepvaartmuseum
De Binnen- en buitenhaven, met de zeeslepers Elbe en Furie, havensleepboten Steenbank en Maassluis, en de bergingsschepen Tonijn en Dolfijn
Hotel Maassluis (voormalig kantoor van Smit en de Loodsdienst)
Het Nationaal Sleepvaartmuseum en Museum Maassluis
Petrus en Pauluskerk, bijgenaamd Sydney aan de Waterweg, een futuristisch kerkgebouw (zie foto hiernaast)

De geschiedenis van het Nationaal Sleepvaart Museum

Enkele particulieren met veel belangstelling voor de sleepvaart, de vereniging Lekko, de sleepvaartrederijen Smit Internationale en Wijsmuller uit IJmuiden namen samen met de gemeente Maassluis het initiatief tot de oprichting van een sleepvaartmuseum in Maassluis.

Het kleine maar fraaie oude stadhuis daterend uit 1676 was te klein geworden als stadskantoor en kwam leeg te staan. De ontwerper is niet bekend. Het gebouw heeft kenmerken van classicisme en is voorzien van een schilddak met gemetselde hoekschoorstenen en een houten dakruiter. Een haringbuis dient als windvaan. De dakkapellen zijn versierd met haringen, dit alles om te blijven herinneren dat de welvaart van de stad aan de visserij te danken is.
Van 1971-1973 werd het pand grondig gerestaureerd.

Mssls Kon. Wilhelmina 19-9-1924Sinds 1979 is het Nationaal Sleepvaart Museum in het raadhuis gevestigd. Het was dan ook uitstekend geschikt om als museum te dienen.
Het college van B&W stelde het oude stadhuis om niet ter beschikking. Wat de locatie betreft was er nauwelijks een betere te vinden in Maassluis, achter in de binnenhaven die de ambiance van vroeger tijden uitstraalt.
Huisvesting was er dus, maar nog geen collectie. De rederijen hadden maar weinig spullen uit het verleden te bieden, veel materiaal was verloren gegaan tijdens de tweede wereldoorlog en de watersnoodramp in 1953.
Toch wisten de inventieve bestuurders destijds overal materiaal vandaan te halen, er kwamen scheepsmodellen, foto's, tekeningen, trossen, onderscheidingen etc. etc. .
Zelfs een originele radiohut uit 1912 is te zien in het museum !
Op 18 april 1979 werd het Nationaal Sleepvaart Museum officieel geopend en binnen een jaar mocht het museum meer dan 15000 bezoekers verwelkomen !
Sinds die tijd is de collectie enorm uitgebreid.
Binnen 10 jaar was het museum uit zijn jasje gegroeid, het naastgelegen gemeentelijke pand kwam te koop. De Stichting Uitbreiding Huisvesting Nationaal Sleepvaart Museum werd opgericht en met volle inzet van Rotaryclub Maassluis werden de gelden bijeen gebracht.

De uitbreiding werd op 26 augustus 1987 geopend door minister Neelie Smit-Kroes van Verkeer en Waterstaat.

Het museum was volwassen geworden.

foto: Koningin Wilhelmina, op werkbezoek in Maassluis op 19 september 1924, spreekt vanaf het balkon van het huidige sleepvaartmuseum (pand Hoogstraat 3) de bevolking van Maassluis toe.

bron: Wikipedia & Historische Vereniging Maassluis